Opdracht 1

Jullie lezen om beurten een situatie en geven een reactie die bij de situatie past. Gebruik steeds één of meerdere modale partikels.

Opdracht 2

Je krijgt een kaartje met drie woorden of uitdrukkingen uit H6. Probeer ze samen te gebruiken om een soort mini-verhaaltje of het begin van een verhaaltje te vertellen.

Voorbeeld
koffiefilter - hartenlust - op pad gaan
Zodat Bart naar hartenlust koffie zou kunnen drinken, ging Saskia op pad naar de supermarkt, om koffiefilters in huis te halen / te kopen.

Opdracht 3

Je krijgt twee elementen: 1 van de zes besproken functies van zou en nog een element, bijvoorbeeld: 'advies + tandarts' of 'herinnering aan gemaakte afspraak + oma ophalen'. Maak een zin met zou.

Voorbeeld
Zou je niet eens naar de tandarts gaan?
Als ik jou was, zou ik naar de tandarts gaan.
Ik zou een afspraak maken bij de tandarts.

Zou jij oma niet ophalen?
Jij zou toch oma ophalen?
Had jij niet gezegd dat jij oma zou ophalen?'

opdracht 4

Lees de situatie op het kaartje en maak een zin met ‘zou.