opdracht 1
Je ziet verschillende termen die je kunt gebruiken om een figuur te beschrijven. Welke termen kun je gebruiken als iets meer wordt? Welke wanneer iets minder wordt? En welke gebruik je wanneer iets hetzelfde blijft?
opdracht 2
Kijk naar de grafiek en vul de juiste woorden in. Gebruik de termen uit opdracht 1. Let erop dat je de juiste vorm invult.