Er
opdracht 1
Ben jij ook betrokken bij dat nieuwe project? A: Ja, ik ben erbij betrokken. / Ja, ik ben er ook bij betrokken. / Nee, ik ben er niet bij betrokken. Beantwoord de vragen op de kaartjes. Geef zowel positief als negatief antwoord en gebruik ‘er’. Twijfel je? Roep de docent& schrijf de zin in de Google Doc.
Opdracht 2
Werk in tweetallen. Stel elkaar de vragen van de kaartjes. Beantwoord ze met een volledige zin. Gebruik in je antwoord ‘er’ met een bijzin of ‘er’ met een infinitiefconstructie. Soms zijn beide opties mogelijk.
Voorbeeld
Cursist A: Waar ben je aan gewend?
Cursist B: Ik ben eraan gewend dat hij altijd te laat komt. / Ik ben eraan gewend om me aan te passen.
Opdracht 3
Je krijgt van de docent een werkwoord met een vaste prepositie. Voer met een medecursist een gesprekje a.d.h.v. dit werkwoord.
Voorbeeld
zich ergeren aan
Cursist A: Waar erger jij je aan?
Cursist B: Ik erger me eraan dat sommige mensen altijd te laat komen. Erger jij je ook zo aan het lawaai?
Cursist A: Nee hoor, ik erger me er helemaal niet aan. Erger jij je er wel aan?