Passivum

Opdracht 1

Werk in tweetallen. Lees de actieve zin en daarna de passieve zin. Bedenk welk hulpwerkwoord in de zin hoort. Denk aan het 'nieuwe subject' en aan de werkwoordstijd.

Opdracht 2

Je krijgt een vraag. Maak het (actieve) antwoord passief. Gebruik er. Let op de werkwoordstijden!

Voorbeeld
Ze hebben 1600 oranje auto's verkocht.
→ Er zijn 1600 oranje auto's verkocht.

Opdracht 3

Werk in tweetallen. De krantenkop is een verkorte zin. Wat is de complete zin? Wat betekent die zin?

Voorbeeld
Meer huizen verkocht in tweede kwartaal. → Er zijn meer huizen verkocht in het tweede kwartaal.
Betekenis van de zin: De makelaars / handelaars hebben in het tweede kwartaal meer huizen verkocht (dan het kwartaal daarvoor); De mensen kopen meer huizen.  

Opdracht 4

Werk in twee- of drietallen. Beantwoord samen de vragen.

De quiz bestaat uit drie delen:

  1. de woordvolgorde bepalen;

  2. de werkwoordstijden bepalen;

  3. het hulpwerkwoord invullen.

Opdracht 5

Wat betekenen de zinnen? Overleg met een medecursist. Let op de werkwoordstijden (zie p. 207)