Je krijgt een enorm wiel met alle werkwoorden van H5, H6 en H7. Je draait eerst aan dat wiel. Het wiel geeft aan of het een onregelmatig (o) of regelmatig (r) werkwoord is.

Dan draai je aan twee kleinere wieltjes; één geeft het persoonlijk voornaamwoord aan (ik, jij, hij, wij, jullie of zij) en de ander geeft aan wat je met het werkwoord moet doen. De opties zijn: presens, imperfectum, perfectum, met een modaal werkwoord, met zou, met om... te..., in een bijzin en passief.

Wiel met persoonlijke pronomina

Wiel met zinsconstructies