Werk in tweetallen. In de oefening krijg je een substantief. Maak een vraag met het substantief en een hoeveelheid. Je medecursist geeft antwoord met ‘er’. Let op! Maak niet alleen maar zinnen met 'Hoeveel... heb jij?

Voorbeeld:
KWALLEN
A: Hoeveel kwallen heb jij vandaag gezien?
B: Ik heb er vandaag 0 / 1 / 2 / 15 gezien.