Je krijgt een kaart met een vraagje. Je kunt op meerdere manieren antwoord geven.
Voorbeeld
Vraag: Kunt u beleefd antwoord geven op een botte vraag?
Antwoord: Ja, ik kan beleefd antwoorden op een botte vraag. / Ja, daar kan ik beleefd antwoord op geven. / Nee, ik kan er niet beleefd op antwoorden. / Nee, ik kan daar niet beleefd op antwoorden.
Oefen dus met er en daar. Vergeet niet dat je met daar de zin kunt beginnen, maar niet met er.