Opdracht 1
Zet de juiste reactie bij de vragen.
Opdracht 2
Zet de juiste reactie bij de vragen.
opdracht 3
Je gaat spreken over je studietijd, de tijd waarin je studeerde of je opleiding deed. In de vragen staan alle woorden van de eerste tekst van hoofdstuk 4. Begrijp je de vraag niet? Kijk dan eerst weer in je boek naar de definities van de woorden (of vraag het aan de docent of een medecursist). Bespreek de antwoorden in kleine groepjes. Je hoeft niet te schrijven, maar je kunt wel aantekeningen maken voor jezelf over de woordenschat.