Je hebt een lijstje gemaakt met woorden die je moeilijk vindt. Draai aan het wiel voor een specifieke opdracht om met één van je woorden een zin te maken.

Voorbeeld 1

  1. Je vindt besteden aan een moeilijk woord.

  2. Je draait het wiel en krijgt 'Hoofdzin met bijzin (in imperfectum).

  3. Je maakt bijvoorbeeld: 'Ik besteedde tijd aan mijn Nederlands huiswerk, terwijl jij televisie keek.'

Voorbeeld 2

  1. Je vindt de indruk een moeilijk woord.

  2. Je draait het wiel en je krijgt 'een zin met 'om ... te...'.

  3. Je maakt bijvoorbeeld: 'Ik spreek Nederlands om indruk te maken op mijn schoonfamilie.’