Dit is een rad met stellingen en vragen van verschillende mensen. Probeer de zin/vraag in de indirecte rede te zetten. Controleer elkaar.

Let op!

  1. dat/of/waar/wie/wat/hoe/hoeveel etc. = verb kickers;

  2. het subject komt direct na de conjunctie en;

  3. het subject / het verbum kunnen veranderen.

Voorbeeld
(Mark: "Gisteren heb ik een lekkere appeltaart gegeten.")

Mark zegt dat HIJ gisteren een lekkere appeltaart HEEFT gegeten / gegeten HEEFT.