Kaartjes met conjuncties
Je werkt in tweetallen. Als je op de kaartjes klikt, krijg je een vraag en het beginnetje van een antwoord. Een van jullie stelt de vraag. De ander geeft antwoord (en gebruikt het begin).
Voorbeeld
Cursist A: Wanneer praten jullie veel samen?
Cursist B: Terwijl wij samen kickboksen, praten we veel samen. Wanneer ga je niet naar de cursus?
Cursist A: Ik ga niet naar de cursus, als ik te moe ben.