Cursist A
SITUATIE 1
Je hebt samen met cursist B een nieuw huis gekocht. Je hebt ook veel nieuwe apparaten en artikelen besteld. Vandaag worden ze allemaal bezorgd. Maar je weet niet meer precies hoe laat en door wie. Kijk naar de afbeeldingen. Vraag aan cursist B hoe laat en door wie de apparaten en artikelen worden bezorgd. Gebruik het verbum bij de afbeelding.
Luister naar het antwoord van cursist B en maak het schema compleet.
Voorbeeld
Cursist A: Hoe laat wordt het bed ook alweer bezorgd?
Cursist B: Het bed wordt om acht uur bezorgd.
Cursist A: Door wie wordt het bed bezorgd?
Cursist B: Het bed wordt door twee medewerkers van de meubelwinkel bezorgd.
SITUATIE 2
Je hebt een nieuw huis gekocht. In het huis moet nog veel gebeuren. Sommige dingen doe je zelf, andere dingen worden door vakmensen gedaan.
Je komt je nieuwe buurman of buurvrouw tegen (cursist B). Cursist B is geïnteresseerd in de verbouwing en verhuizing. Cursist B stelt vragen aan je. Kijk naar de afbeeldingen en geef antwoord.
Voorbeeld
Cursist B: Wordt de vloer gelegd of gaan jullie dat zelf doen?
Cursist A: De tegels in de keuken worden gelegd door een vakman. De houten vloer in de woonkamer leggen we zelf.