level 2 les 6
Herhalingsopdracht L2 Les 5
Lees de situatie voor aan een medecursist. Klik op “flippen” om het kaartje om te draaien. Op de achterkant van het kaartje staan drie zinnen. Je medecursist maakt 3 zinnen compleet. Let op de plaats van het verbum. Wissel van rol.
Voorbeeld:
A: Je wilt een cadeau naar je familie in je geboorteland sturen. Je gaat naar een PostNL Pakketpunt. Wat vraag je?
B: 1. Ik vraag of … ik eten mag sturen. 2. Ik vraag wat … de verzendkosten zijn. 3. Ik vraag wanneer … het pakket in mijn geboorteland aankomt.
Opdracht 3
Situatie 1
CURSIST A
Jij bent docent bij een taalschool. Een cursist van jou komt te laat.
Luister naar de cursist.
Reageer rustig en vriendelijk. Je bent niet boos want deze cursist komt nooit te laat. Zeg vriendelijk dat je verder wilt met de les.
CURSIST B
Jij bent cursist op een taalschool. Je komt te laat.
Zeg sorry tegen de docent. Vertel de reden (of gebruik een smoesje). Luister naar de reactie van de docent.
Reageer op de docent.
Situatie 2
CURSIST A
Jij bent cursist op een taalschool. Je komt te laat.
Zeg sorry tegen de docent. Vertel de reden (of gebruik een smoesje). Luister naar de reactie van de docent.
Reageer op de docent.
CURSIST B
Jij bent docent bij een taalschool. Een cursist van jou komt te laat. Luister naar de cursist.
Reageer boos. Je bent boos want deze cursist komt vaak te laat. Zeg dat je na de les met de cursist wilt praten.
Zeg dat je nu verder wilt met de les.